NOORD NEDERLAND - Onderzoekers van het Verwey-Jonker Instituut en de Rijksuniversiteit Groningen hebben onderzoek gedaan naar het fenomeen maatschappelijke onrust in Noord-Nederland bij en na beslissingen van de overheid. In dit vandaag gepubliceerde casusonderzoek is het maatschappelijk protest rondom de zoutwinning bij Harlingen en de realisatie van het windpark N33 in de Groningse en Drentse veenkoloniën onder de loep genomen. De opdrachtgever van het casusonderzoek is het Regionaal Bestuurlijk Politie Overleg (RBPO) Noord-Nederland, waarin de 40 burgemeesters van de drie noordelijke provincies, het Openbaar Ministerie en de politie Noord-Nederland zijn vertegenwoordigd.

Maatschappelijke onrust is een groeiende zorg voor lokale overheden en veiligheidsinstanties in Noord-Nederland. Er spelen in Groningen, Drenthe en Fryslân veel kwesties die de relaties tussen burgers en overheid compliceren: windmolens, aardbevingen, zonneparken, zout- en gaswinning, hoogspanningsleidingen, etc. Dit leidt soms tot onenigheid en incidenteel tot verstoring van openbare orde en veiligheid. Het RBPO wilde meer inzicht in het fenomeen.

Onderzoekers Ron van Wonderen van het Verwey-Jonker Instituut en Tom Postmes van de RUG kregen in het voorjaar van 2021 de opdracht om een verdiepende analyse te maken van maatschappelijke onrust, om daarmee een handelingsperspectief voor lokale en regionale bestuurders te vinden, met als centraal doel: hoe voorkomen we dat protest escaleert? Burgemeester Adriaan Hoogendoorn is bestuurlijk portefeuillehouder in het RBPO en daarmee de trekker van dit thema. Burgemeester Koen Schuiling is voorzitter van het RBPO Noord-Nederland.

Onderzoeksopzet


De onderzoeksvragen richtten zich op de rol van sentimenten onder burgers en sentimenten bij overheden, zoals de neiging om gerechtvaardigde verlangens soms onder ‘maatschappelijke onrust’ te scharen, maar ook op de dynamiek van maatschappelijke onrust. Denk aan de factoren die maatschappelijke onrust beperken dan wel kanaliseren. En de randvoorwaarden die hierbij relevant zijn. En de vraag: hoe heeft de maatschappelijke onrust zich ontwikkeld, en welke factoren hebben deze verder aangewakkerd? Ook de consequenties van maatschappelijke onrust voor politie zijn onderzocht. En uiteraard: wat kan het lokale maar ook het landelijke openbaar bestuur leren van de casussen over draagvlak voor overheidsbeslissingen en voorkomen van onrust?

Op basis van een inventarisatie van casussen in Noord-Nederland waarin sprake was van maatschappelijke onrust, zijn in overleg met het RBPO twee casussen geselecteerd voor nader onderzoek: de zoutwinning onder de Waddenzee bij Harlingen en de bouw van windmolenparken langs de N33 en in de Drentse Veenkoloniën.

Uitvoering en algemene conclusies


Het onderzoek is voorbereid met een literatuurstudie en een analyse van openbare bronnen. In de periode april - juli 2021 zijn diepte-interviews uitgevoerd met vertegenwoordigers van de gemeenten Harlingen, Midden-Groningen en Borger-Odoorn, met activisten en bewoners, de politieorganisatie en andere belanghebbenden. Op basis van hun analyse concluderen Tom Postmes en Ron van Wonderen dat, om maatschappelijke onrust te voorkomen, voorafgaand aan de exploitatie (hierbij van windenergie en zout) en liefst voorafgaand aan de vergunningverlening er al een succesvolle samenwerking moet zijn in de ‘driehoek’ bedrijfsleven, overheid en burgers. Als er onrust ontstaat, adviseren de onderzoekers om escalatie te voorkomen door alsnog de samenwerking te verbeteren. Dat kan door de dialoog aan te gaan, bewoners in staat te stellen tegenmacht uit te oefenen en hen betekenisvolle invloed te gunnen, of door samen te werken aan een overkoepelend doel.

Escalatie wordt volgens de onderzoekers waarschijnlijker als bewoners onrecht ervaren, protest aantekenen en vervolgens geen gehoor ervaren. Dan zoekt protest een andere uitingsvorm. Onrecht kan ontstaan doordat de driehoek burger, bestuur en bedrijfsleven uit balans is, zoals wanneer bedrijven de overheid uitstekend weten te vinden maar inwoners niet. Tenslotte wijzen de onderzoekers op het belang van goede interbestuurlijke verhoudingen: onenigheid tussen bestuurslagen zien zij als risico.

Presentatie en vervolgtraject


De volledige conclusies zijn te vinden in het onderzoeksverslag. De aanbevelingen zijn verwerkt in een zogenoemd handelingsperspectief voor het openbaar bestuur, dat als bijlage bij het onderzoeksrapport is gevoegd. De onderzoekers hebben op 22 maart hun bevindingen toegelicht aan de geïnterviewden en het RBPO. Op 1 april a.s. bespreken gemeenten, politie en Openbaar Ministerie dit onderzoek en de vervolgstappen.

Alle burgemeesters in Noord-Nederland zijn uitgenodigd om het rapport in het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad aan de orde te stellen. Omdat het fenomeen maatschappelijke onrust alle overheden verbindt zal het RBPO het gesprek hierover aangaan met de drie noordelijke provincies en het Rijk. Gezien de opgave die er ligt rondom de energietransitie zijn de uitkomsten en het perspectief voor de toekomst van Noord-Nederland zeer relevant.